Een jaar geleden overleed Gerrit van den Nieuwendijk. Naast zijn werk als predikant bij de Doopsgezinde kerk, was Gerrit vrijwilliger bij tal van verenigingen, organisaties en stichtingen (waar onder Zaandijk Leeft!), acteerde hij in de theatervoorstelling Op zoek naar Mika en organiseerde hij van alles voor zijn buurtschapje Domineestuin. En als hij nog wat tijd over had schreef hij verhalen en gedichten in allerlei literaire vormen en stijlen.
Gerrit was van het bewaren, waardoor hij heel veel schrijfwerk heeft nagelaten, ordners vol. Toen we aan zijn vrouw Anneke vroegen of we werk van Gerrit op deze site mochten publiceren, kregen we instemmend en tot onze vreugde direct een ordner mee.

Ter herinnering en als ons eerbetoon aan kleurrijke duizendpoot Gerrit van den Nieuwendijk publiceren we vanaf nu regelmatig een verhaal (of gedicht) in de rubriek Zaandijk Leest! De primeur is voor een kort hilarisch verhaal over kippen en hun eieren, een ‘typisch Gerrit’ juweeltje.
De kippen en hun eieren
Het was tegen Pasen en in het kippenhok werd het weer onrustig. Als je de kippen vroeg, en de haan, ‘Waarom?’, dan konden ze dat niet zeggen. Ten eerste niet omdat ze niet zoals wij kunnen praten en ten tweede niet omdat het meer een gevoel was. Ook bij Kerstmis. Eind december kregen ze ondefinieerbaar in de gaten dat hun kippenhok ruimer was geworden. Je kunt ook zeggen, er waren minder kippen. Natuurlijk hadden ze er geen idee van wat er precies was gebeurd, alhoewel de haan volhield dat hij het wel wist. Maar hij zei nooit wát. De kippen verdachten hem ervan dat hij niets wist en maar deed alsof. Een beetje hanig doen, vonden ze.
De kippen kregen tegen Pasen telkens het gevoel dat hun eieren werden misbruikt. Dat idee hadden ze wel vaker, maar met Pasen was het anders en zagen ze opeens hun eieren weer terug. Her en der verspreid in het gras en tot hun grote verbazing geschilderd in allerlei kleuren. En dan een horde grote en kleine mensen die ze zochten. En als ze een gekleurd ei hadden gevonden, begonnen ze te gillen. Een hevige verontwaardiging maakte zich dan van de kippen meester. Hún eieren en dan nog wel in van die gekke kleuren. Want een kip is niet gek, een ei is wit of bruin. En die legden ze niet voor andermans lol. Dat moesten kleine kippen worden, oftewel kuikens. Ze hadden die haan tenslotte niet voor niets. Ze hadden toch al eerder last van hem dan vreugde.
Toen ze een hond en een poes voor hun hok zagen tokten ze tegen hen: ‘Wat is dat met Pasen toch voor een gedoe met onze eieren?’ De hond, het ligt voor de poot, blafte maar wat en ze begrepen daar dus niets van. De hond trouwens ook niet. De poes, het woord zegt het al, was intelligenter. ‘Dat hoort bij het paasfeest’, miauwde ze. ‘Dan vieren de mensen de komende lente en om dat te vieren gaan ze eerst naar de kerk. En daarna zoeken ze eieren, die ze zelf hebben verstopt. Want een ei is een symbool van de lente en een nieuw begin, zeggen de mensen.’ De poes liep parmantig met opgeheven staart weg. Dat die stomme kippen dat niet wisten, zag je haar denken. ‘Het klopt wat de poes zei’, kraaide de haan. Maar daar tuinden de kippen niet in. Wat zij niet wisten, wist de haan natuurlijk ook niet. Ze vonden het wel gek, want iedere kip legt minstens drie eieren per week, het hele jaar door. Dus niks geen opnieuw beginnen met de lente.
Tegen de avondschemering kwamen de kippen, en de haan, bijeen in vergaderzitting. ‘We hebben een probleem’, tokte de oudste kip. Zij was voorzitster geworden toen ze nog maar één ei per week legde. ‘Wat is het verband tussen kleuren, kerk, verstoppen en onze eieren.’ De vice voorzitster die nog net aan twee eieren per week legde, tokte: ‘Vergeet de lente niet.’ De verstoorde voorzitster tokte zo onverstoorbaar mogelijk: ‘En de lente!’
Er moest lang over nagedacht worden. Het was al tegen stoktijd toen de jongste kip, die vier tot vijf eieren per week legde, zei: ‘Ik denk dat ik het weet. De mensen willen gekleurde kuikentjes en, omdat dat niet voor de vleugel ligt, gaan ze daarvoor eerst naar de kerk om dat voor elkaar te krijgen.’ Dat klonk heel geloofwaardig en de voorzitster nam het besluit om de volgende morgen tegen de mensen te zeggen dat het niet kon en dus zonde van de tijd was. Als ze gekleurde kuikentjes wilden, moesten ze niet de eieren kleuren maar de kuikens. Tevreden gingen de kippen op stok, blij de mensheid van dienst te kunnen zijn bij een voor hen zo groot probleem. De haan kraaide nog dat de mens te dom was om dat te begrijpen, maar daar luisterden de kippen niet naar. Hij zag namelijk overal de sombere kant van in.
Gerrit van den Nieuwendijk