# De Zaan
Ik heb de Zaan nog nooit bezongen
Die nauw’lijks stromende rivier
Waar ik in zwom als kleine jongen
Tussen de ijsberen en ‘t wier
Ik stak haar over met een pontje
Ik heb haar dagelijks overbrugd
Jarenlang hetzelfde rondje
Oostzij heen en Westzij terug
Ik heb ervan de brug staan pissen
Op een doorvarende boot
Ik heb ervan de kant staan vissen
Wat ik ving was vooral dood
Droomde vaak van verre landen
Als ik aan haar oevers zat
Ik heb haar water nog zien branden
Toen het Zaansch Veem , had vlamgevat
De Zaan mist de allure van de Loire
Ze smaakt meer naar azijn dan wijn
De Zaan mist van de Waal het ware
Het internationale van de Rijn
De Zaan mist het frivole van de Rhöne
En is de gootsteen van de industrie
Ze mist de lengte van de Amazone
Ze houdt al op bij Krommenie
Hier op de plek van dit theater
Keek ik vaak uit over de Zaan
Zonder besef dat ik daar later
Nog eens op het toneel zou staan
En waar ik altijd terug zou komen
beschouw de planken als mijn vlot
Waarop ik spelen kan en dromen
Onechte zoon van Don Quichot
De Zaan mist het shalkse van de Schelde
Alsook het pittoreske van de Vecht
Zo saai als de Zaan is een rivier zelden
Ze kabbelt daar is alles mee gezegd
De Zaan mist het blauwe van de Donau
En toch bezing ik haar hier fier
Want ach wie neemt het als hij jong is zo nauw
O Zaan mijn jeugd mijn lievelingsrivier
Freek de Jonge
Zaansch Veem 2.0 (2017)
Oud zaandammer
Met onze tuin aan het water
de geluiden van toen
altijd gerommel en geratel
van de verffabriek Pieter Schoen.
De luidklok van de Bonifatius
die steevast ’s morgens om half acht
de enige katholieke inbreng
in ons dagelijks leven was.
Het driemaal toeteren
van schepen die vol ongeduld
moesten wachten voor de brug.
De schepen werden steeds groter
en zwaarder hun motoren
en vaker dan voorheen
rammelden de ruiten van onze woning.
Nog hoor ik het dreinende geluid
van koel en vrieskasten
dat uit de bakkerij van Grauwelman kwam.
Nog weet ik hoe het voelde
als een grote vrachtwagen
door de Westzijde manoeuvreerde
en het huis liet schudden.